5. ENERGIE-EFFICIËNTIE

5.1 Energiewet voor gebouwen

De eisen voor de energetische kwaliteit van nieuwbouw en voor de modernisering van oude gebouwen zijn sinds 1 november 2020 in Duitsland verankerd in de Energiewet voor gebouwen (GEG). In deze wet is de inhoud van de richtlijnen voor energiebesparing (EnEV), de energiebesparingswet (EnergieeinsparG) en de warmtewet hernieuwbare energie (EEWärmeG) samengevoegd. De totale energiebehoefte voor verwarming, warmwaterbereiding, ventilatie en koeling, alsmede voor inbouwverlichting in utiliteitsbouw, mag de in de GEG vastgelegde maximale waarde niet overschrijden. De bijna-energieneutrale bouwnorm is sinds 2021 van kracht voor nieuwe utiliteitsbouw en sinds 2019 voor openbare gebouwen. Als berekeningsmethode voor de energetische beoordeling gebruikt de GEG DIN V 18599 (zie par. 5.2.).

5.2 DIN V 18599

In de Duitse norm DIN V 18599 'Energieprestatie van gebouwen - Berekening van de netto, uiteindelijke en primaire energiebehoefte voor verwarming, koeling, ventilatie, warm water en verlichting' wordt de energiebehoefte voor verlichtingsdoeleinden in de context van de totale energieprestaties van gebouwen behandeld. De gebouwen worden hierbij ingedeeld in energetische zones, waarbij elke zone een gebruiksprofiel krijgt toegewezen. Voor de berekeningsmethoden wordt bij de norm zowel van eenvoudige tabellen als van gedetailleerde technische plannen uitgegaan.

5.3 ENERGIE-AUDIT

Sinds de wijziging van de Wet op energiediensten (EDL-G) zijn energie-audits volgens EN 16247-1 sinds december 2015 verplicht voor alle commerciële ondernemingen. Uitgezonderd hiervan zijn alleen kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) en bedrijven met een eigen energiebeheersysteem volgens ISO 50001. Bij de audit wordt ten minste 90% van het totale energieverbruik geregistreerd en worden mogelijke besparingen voorgesteld. Herhaalde audits zijn wettelijk verplicht, uiterlijk 4 jaar na de voorafgaande audit.

5.4 EIGENTIJDSE VERLICHTINGSSYSTEMEN

Om aan de groeiende vraag naar energie-efficiëntie te voldoen, moeten verlichtingssystemen vanuit energetisch oogpunt worden geoptimaliseerd. Dit betreft zowel gerenoveerde oude installaties als nieuw-geïnstalleerde verlichtingssystemen.

De daarbij te behandelende onderdelen zijn:

  • Lichtmiddelen (vooral lichtopbrengst)
  • Bedrijfsapparatuur (voeding, wijze van ontsteking, standby-verliezen)
  • Lichttechniek van de armatuur (lichtrendement en lichtverdeling)
  • Verlichtingsbeheer (lichtregeling, aanwezigheidsdetectie)
  • Onderhoud (duurzaamheid, onderhoudsvriendelijkheid)

5.5 Energieverbruikswaarden

Aan het begin van de geldigheid van de EU-regelgeving 2019/2020 (Ökodesign) en 2019/2015 (energie-efficiëntieklasse) op 1 september 2021, worden de energie-efficiëntieklassen en energielabels van lichtbronnen geherstructureerd. Hiervoor is een nieuw rekenalgoritme geïntroduceerd en zijn de efficiëntieklassen gedefinieerd in niveaus van A (hoogste efficiëntie) tot G (laagste efficiëntie). Oude labels zijn tijdelijk geldig tot 1 maart 2023.
Met de nieuwe regelgeving is er geen verplichting meer om armaturen te labelen, maar moet de energie-efficiëntieklasse van de geïnstalleerde lichtbron worden vermeld in de installatie- en bedieningsinstructies van de armatuur. Deze informatieplicht gaat in op 1 maart 2022.

Regiolux innovaties - mis niets!