3. VERLICHTINGSONTWERP

De planning van een verlichtingssysteem is een complexe taak, waarbij in overleg met de bouwers, architecten en planners een lichtoplossing wordt uitgewerkt. Hierbij moet worden voldaan aan de geldende normen en richtlijnen en de kwaliteitscriteria voor goede verlichting (zie par. 4). Niet in de laatste plaats zorgt een succesvol lichtontwerp in synergie met het interieurontwerp voor een aangenaam ruimteklimaat.

3.1 VOORWAARDEN

Voor het ontwerp van een verlichtingsinstallatie zijn de volgende documenten of gegevens nodig:

  • Plattegronden en indeling van de ruimtes en de afmetingen ervan
  • Plafondsysteem (bouw en axiale afmetingen)
  • Kleuren resp. reflectiewaarden van plafond, wanden, vloer en meubilair
  • Opstelling van meubels of apparatuur
  • Ruimtegebruik en visuele taken
  • Locatie van arbeids- en omliggende gebieden
  • Bedrijfsomstandigheden zoals temperatuur, stof en vochtigheid (zie ook par. 3.3)

3.2 NORMEN

Verlichtingsinstallaties moeten voldoen aan de geldende normen en richtlijnen. Als basis hierbij dient de Europese norm EN 12464 'Verlichting van werkplekken'.

3.2.1 EN 12464 deel 1 'Verlichting van werkplekken binnenshuis'

Uittreksel DIN EN 12464-1
De opgegeven onderhoudswaarden voor de verlichtingssterkte zijn gemiddelde waarden over het werkgebied van de ruimte op het betreffende referentievlak dat horizontaal, verticaal of hellend kan zijn. De gemiddelde verlichtingssterkte mag, ongeacht de ouderdom en conditie van de verlichting, niet onder de opgegeven waarden komen te liggen.
De UGR-waarde van een verlichtingssysteem mag de opgegeven waarde niet overschrijden.

Herziening van DIN EN 12464-1
De norm wordt momenteel herzien en zal naar verwachting in het najaar van 2021 opnieuw verschijnen. De in onderstaande tabel vermelde verlichtingssterkten worden in de nieuwe versie aangevuld met extra, hogere verlichtingssterkten. Dit geeft de ontwerper meer bewegingsruimte om gevoelige verlichtingstaken aan te kunnen.

3.2.2 Andere normen en richtlijnen

EN 1838                    Noodverlichting
EN 12193                  Sporthalverlichting
EN 15193                  Energetische beoordeling van gebouwen
BSI LG 7                    Lighting Guide 7: Office Lighting
DIN 5035                  Verlichting met kunstmatig licht
DIN 67528                Verlichting van openbare parkeergarages en openbare parkeerplaatsen
DIN SPEC 67600      Biologisch werkzame verlichting - planningsaanbevelingen
DIN V 18599             Energetische beoordeling van gebouwen
ASR 7/3                     Werkplaatsrichtlijn
BGR 131                    Duitse beroepsverenigingsregels

Richtlijnen van brancheorganisaties

3.3 BIJZONDERE VEREISTEN

3.3.1 Hogere beschermingsgraad

Stof en vocht zijn de meest voorkomende belastingen waarmee elektrische apparatuur wordt geconfronteerd. In ruimtes waar deze omstandigheden voorkomen, moeten armaturen met een hogere beschermingsgraad worden gebruikt, die zijn uitgerust met voorzieningen om het binnendringen van oneigenlijke voorwerpen en/of water te voorkomen (zie par. 8.6.).

3.3.2 Bedrijfsruimtes met potentieel brandgevaar

Hierbij gaat het om ruimtes waar het gevaar bestaat dat bijvoorbeeld ontvlambare stoffen zo dicht in de buurt van de elektrische bedrijfsmiddelen komen, dat er brand kan ontstaan. Armaturen moeten wat betreft brandgevaar door stof en/of vezels minimaal voldoen aan beschermingsklasse IP 50 en kenmerk D (zie par. 8.6.). In dit geval mogen de temperaturen van de armatuurvlakken waarop zich licht ontvlambare stoffen kunnen vormen, bepaalde grenswaarden niet overschrijden.

3.3.3 Hoge resp. lage omgevingstemperaturen

Armaturen worden onder laboratoriumomstandigheden met gestandaardiseerde parameters getest. De ruimtetemperatuur ligt daarbij als regel bij 25 °C. Als de omgevingstemperatuur in de praktijk hiervan aanzienlijk verschilt (bijvoorbeeld bij koelhuizen, werkhallen met proceswarmte), dan moet ruggespraak worden gehouden met de fabrikant van de armaturen. Eventueel zijn speciale armaturen vereist.

3.3.4 Bestendigheid tegen agressieve stoffen

Als bij bepaalde omstandigheden rekening moet worden gehouden met agressieve stoffen in de omgevingsatmosfeer, dient de fabrikant van de verlichtingsapparatuur te worden geraadpleegd om de geschiktheid van de armaturen te beoordelen. Daartoe zijn de gegevens nodig omtrent de aard van de stoffen, de concentratie ervan in de omgevingslucht, de omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid. Met betrekking tot de chemische bestendigheid van kunststoffen, zie par. 8.2.4. in deze context, dient de weerstand tegen chemische reinigingsmiddelen te worden gecontroleerd.

3.3.5 Splinterbescherming

In gevoelige productiegebieden, met name in industriële ruimtes waar levensmiddelen worden verwerkt, moeten verontreinigingen door glassplinters (bijvoorbeeld afkomstig van beschadigde lichtmiddelen) worden voorkomen. Om deze reden moeten lampen met beschermslangen of gesloten armaturen worden gebruikt.

3.3.6 Verhoogde veiligheidseisen in de levensmiddelenindustrie

Bij het gebruik van armaturen in ruimtes voor de voedings- en drankenindustrie gelden bijzonder strikte criteria. Naast een hogere beschermingsgraad zijn ook factoren als splinterbescherming, mechanische en chemische bestendigheid en reinigings- en onderhoudsaspecten van belang. Via overeenkomstige tests volgens DIN 10500 moet het bewijs worden geleverd dat deze armaturen voldoen aan de norm IFS Food (International Featured Standards Food, vroeger International Food Standard) resp. de BRC-Global Standard Food (British Retail Consortium) en dus gecertificeerd in overeenstemming met deze normen bij bedrijven kunnen worden toegepast.

3.3.7 Balbestendigheid

In sporthallen kunnen ballen met hoge snelheid tegen de armaturen botsen. Er moet voor worden gezorgd dat de lichtmiddelen hierdoor niet worden beschadigd en dat er geen vallende onderdelen ontstaan die gevaarlijk zijn voor de mensen. Armaturen voor sporthallen moeten daarom balbestendig zijn (zie par. 8.6.).

3.3.8 Geschiktheid voor beeldschermwerkplekken

In ruimtes met beeldschermen kan een hiervoor ongeschikte verlichting voor reflecties zorgen en dus tot verblinding leiden. Bij een lichtontwerp moet daarom het gebied van de verlichtingsinstallatie worden bepaald waar deze storingen op kunnen treden, en moet het type en de opstelling van de verlichting zodanig worden gekozen dat er geen storende reflecties ontstaan. Armaturen voor beeldschermwerkplekken zijn uitgerust met speciale lichttechniek waarbij de felheid van het licht in de kritische hoekgebieden wordt gereduceerd (zie par. 4.3.).

3.3.9 Hogere eisen aan de kleurweergave

Verschillen in kleurweergave-eigenschappen van lichtmiddelen leiden tot verschillen in kleurwaarneming, wat invloed heeft op het zicht en het welbevinden. Speciaal voor visuele taken waarbij de kleuren moeten worden afgestemd en geregeld (bijvoorbeeld in laboratoria voor tandtechniek, drukkerijen, textielververwerking en -verkoop) is het belangrijk dat voor een realistische kleurweergave wordt gezorgd. Daarvoor moeten lichtmiddelen met de best mogelijke kleurweergave worden gebruikt.

3.3.10 Cleanrooms

Cleanroom-technologie beschermt producten, processen en mensen tegen de schadelijke effecten van verontreinigingen. Zodoende moeten bedrijfsmiddelen (waaronder lampen) voldoen aan de hoogste kwaliteitsnormen, zoals op het gebied van uitstootreductie van deeltjes. Cleanroom-toepassingen vindt u in bijvoorbeeld ziekenhuizen, in de farmaceutische en voedingsmiddelenindustrie, in de micro-elektronica en in onderzoekslaboratoria.

3.4 BEHOUDFACTOR

De in EN 12464 aangegeven verlichtingsniveaus zijn zogenaamde behoudwaarden en deze mogen niet worden onderschreden. De werkelijke verlichtingssterkte daalt in de praktijk als gevolg van veroudering van de lichtmiddelen en vervuiling van lampen, armaturen en ruimtes. Dit wordt gecompenseerd door opname van een behoudfactor (zie par. 4.1). Het is de taak van de verlichtingsontwerper om de behoudfactor van een ruimte te bepalen en een onderhoudsplan hierop af te stemmen. Mathematisch geeft de behoudfactor het product als vier deelfactoren weer:

WF=LLWF x LLF x LWF x RWF

LLF       levensduurfactor lamp
             (lampuitval tijdens de levensduur)

LLWF    lumenbehoudfactor
             (afname van de lichtstroom tijdens de levensduur)

LWF      armatuurbehoudfactor
             (vervuiling van de armaturen tussen twee reinigingsbeurten)

RWF     ruimtebehoudfactor
             (afname van reflectie van de vlakken in de ruimte)

WF       behoudfactor

Regiolux innovaties - mis niets!